Video AIV Wellenstein-lezing 2020 - Lezing
Ik vind het een heel grote eer dat ik vandaag als eerste de Wellenstein-lezing mag houden en ik vind het echt heel goed dat de AIV ervoor heeft gekozen Mom Wellenstein te eren met een jaarlijkse lezing.
Ik heb veel herinneringen aan hem. Ik zal ze niet allemaal met u delen. Maar één van de meest ontroerende momenten die ik in mijn werkzame leven heb mogen beleven, is dat hij op een gegeven moment vanuit de zaal, toen hij mij een vraag stelde, zei:
‘Een vraag aan mijn jonge vriend, Frans Timmermans’.
Een deel van die titel is niet meer zo passend, maar ‘vriend’ wel nog steeds. Ik vond het zo'n eer en ook heel bijzonder dat hij dat zei en het feit dat hij achteraf zei dat hij dat meende dat het niet zomaar ‘vrind’ was, maar dat hij mij echt beschouwde als een vriend.
Er zijn twee van die momenten die ik me nog goed kan herinneren. De eerste keer dat Max van der Stoel tegen mij zei: ‘Noem me Max en de tweede keer dat Mom tegen me zei: ‘Ik ben je vriend’. Dat ik dacht ‘dit kan niet waar zijn, dat is een andere wereld’. Een andere planeet waartoe ik niet behoor en nooit zal behoren want ik heb de oorlog niet meegemaakt.
Zij wel en voor hen was die oorlog heel erg bepalend voor alles wat ze daarna hebben gedaan. Ik vraag me weleens af of wij ons nog voldoende bewust zijn van de plek die wij hebben dankzij mensen zoals Mom en Max en anderen. De vrede die wij zo vanzelfsprekend zijn gaan vinden die het nooit was in hun ogen en die het nog steeds niet is.
Voor mij is Mom Wellenstein iemand die staat voor onverzettelijkheid en grote persoonlijke moed. Je moet maar durven als jonge student, dat omdat je nou eenmaal geleerd hebt voor fietsenmaker kennelijk ook documenten kunt vervalsen, hetgeen hij dan ook met groot talent deed.
Je moet maar de moed hebben om daar ook verslag van te doen. Op te staan tegen een bezetter, terwijl we allemaal weten dat de overgrote meerderheid van ons volk misschien niet berustte maar wel gewoon doorleefde, om het aardig te zeggen.
Mom heeft zijn leven verder ingevuld op basis van de waarden waar hij toen voor moest strijden, omdat ons toen alle vrijheden waren ontnomen. Hij had een heel andere insteek dan Max van der Stoel.
Voor Max van der Stoel was de Europese Unie oké, maar hij had er geen passie voor. Die twee mannen die elkaar heel goed begrepen en verstonden – we zaten regelmatig met Max, drie- vier huizen hier vandaan –elkaar regelmatig zagen, vulden elkaar zo mooi aan op dat punt. Max de Transatlanticus, de internationalist en Mom de door en door Europeaan.
En beiden hebben mij in alles wat ik doe en gedaan heb zeer geïnspireerd en ik zal ze daar altijd dankbaar voor zijn.
In dit verband kan ik natuurlijk niet heen om de plek waar we nu zijn (Portugese Synagoge red.) en mijn zorg uitspreken over het feit dat die oude demon die Europa al eeuwen plaagt, weer eens aan een revival bezig is. Het antisemitisme groeit in onze samenlevingen.
‘Aux armes’ zei Jaap [De Hoop Scheffer] zojuist terecht. Dat geldt zeker voor de strijd tegen het antisemitisme, die met hernieuwde kracht gevoerd zal moeten worden. Er is een kongsi ontstaan van een revival van het oude antisemitisme dat Europa altijd geplaagd heeft in combinatie met het nieuwe antisemitisme, dat zich al te vaak verhult achter antizionisme, maar in feite ook gewoon antisemitisme is.
Als deze weken op Hongaarse scholen in wat de Hongaarse regering kennelijk als een cultuurstrijd ziet, op de lijst van verplichte literatuur Nobelprijswinnaar en Shoah-overlevende Imre Kertész wordt geschrapt. En in plaats daarvan mensen op de lijst komen zoals Joseph Nyirö, virulent antisemiet, dan hebben we een probleem. Niet dat de Europese Commissie daarover gaat, zo bedoel ik het niet, maar als signaal in de samenleving dat in een ideologie die nationalisme als samenbindend element van de samenleving naar voren draagt, het kennelijk dus geen kwaad meer kan om oude fouten te herhalen, om niet meer de mensen te eren die de Shoah hebben overleefd, een Nobelprijs hebben gewonnen. Maar in plaats daarvan juist mensen van een literatuur waarvan we hoopten dat die niet meer zou bloeien, geëerd worden is wat mij betreft iets om ons zorgen over te maken maar ook niet om over te wanhopen.
Want als ik heel graag een ding gezien zou hebben dat Mom nog had mee mogen maken, dan is het, het ontwaken en opstaan van twee jonge generaties in onze samenleving: de Millennials en Generation Z die het tot hun taak hebben gemaakt ons allemaal bewust te maken van het feit dat wij beter met onze planeet zullen moeten omgaan. Dit is door hen op zo'n manier geagendeerd dat niemand er meer omheen kan en de samenleving dit breed ziet als een belangrijke opdracht voor de toekomst. Ik zal er zo nog over komen te spreken. Overigens mag ik u allemaal aanraden, als u tijd vindt, in het kader van mijn discussie over het bestrijden van antisemitisme, de prachtige, ontroerende en adembenemende bundel van Arnon Grunberg met de ironische maar ook pijnlijke titel ‘Bij ons in Auschwitz’ tot u te nemen. Ik hoop dat de Nederlandse scholen die bundel in hun curriculum opnemen als we het hebben over curricula van schoolboeken.
Natuurlijk kan ik er niet omheen om vandaag over Brexit te spreken, ook omdat zowel de Britse regering bij monde van de premier als Michel Barnier vandaag duidelijk hebben gemaakt wat onze onderhandelingsinzet zal zijn in het komende jaar. Mom heeft de onderhandelingen voor de toetreding gedaan en als je je herinnert wat Mom erover gezegd en geschreven heeft, dan weet je hoe ingewikkeld dat was. En hoe lastig het was om zelfs een Britse bevolking en Britse politiek die in meerderheid deze kant op wilde, op het juiste spoor te krijgen en daarmee te onderhandelen, zeker bij de wisseling van regeringen. Dus het zal zeker Mom niet verbaasd hebben dat ook de onderhandelingen waarin we nu zitten, heel ingewikkeld zullen zijn.
De Europese Commissie zal die onderhandelingen in goed vertrouwen willen aangaan. Het heeft naar mijn stellige oordeel geen enkele zin het Verenigd Koninkrijk met vijandigheid te benaderen of te straffen voor het feit dat men een meerderheid heeft gekozen om de Europese Unie te verlaten. We kunnen uren spreken over de redenen voor dat referendum en waarom het gebeurd is en de interne politieke discussies et cetera, dat heeft allemaal weinig zin meer. De Brexit is een feit en ik vind dat we tegenover onze bevolking, tegenover de lidstaten, tegenover de wereld, de verplichting hebben om te proberen de afstand tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie zo klein mogelijk te houden. Ik denk dat we dan ook opereren in de geest van Mom.
Overigens wil ik wel één ding over die afgelopen drieënhalf jaar zeggen als je ziet hoe de discussie is verlopen in het Verenigd Koninkrijk, met welk een passie hierover is gesproken. Helaas ook welke diepe, diepe verdeeldheid dit heeft veroorzaakt, zelfs in gezinnen, in families, in de samenleving.
Dan kun je toch moeilijk meer volhouden, zoals de Britten graag doen, dat het hen alleen maar om markt en munt te doen is geweest. Dan zou er toch niet dit soort emoties zijn losgekomen bij mensen, zowel voor als tegen de Europese Unie. Dat is toch het beste bewijs dat de Europese Unie meer is dan een markt en een munt, zeg ik ook tegen iedereen in Nederland die nog steeds blijft volhouden dat het alleen daarom gaat. Dan weten we toch inmiddels dat het niet een project is van die zo verfoeide elite die altijd genoemd wordt, als er zoveel mensen geraakt worden zowel positief als negatief, door het feit dat er een discussie is ontstaan: ‘Moeten we daar wel lid van zijn, ja of nee?’ Dus met alle andere dingen die je over Brexit kunt zeggen, zou ik voor dit element uw aandacht willen vragen; dat dit duidelijk aantoont dat het emotie losmaakt, dus dat het niet een transactionele relatie is. Het is veel meer dan dat, ook voor de mensen in het Verenigd Koninkrijk.
En omdat het zo is naarmate de Britten jonger worden sterker zo is ten aanzien van een positieve houding voor de Europese Unie, hoop ik dat op enig moment men tot een ander inzicht komt en wederom om lidmaatschap van de Europese Unie zal vragen. Ik hoop het, ik kan het niet met zekerheid zeggen maar een mens mag hopen. En ik vind ook dat we uit een referendum mogen leren dat iedereen het recht heeft om van mening te veranderen. Dat vinden we in ons gezin toch ook? Ik ga mijn gezinsleden dat toch ook niet ontzeggen als ze tot nieuwe inzichten komen. Waarom zou je dat bij dit onderwerp niet mogen, de ene of de andere kant op. Dus laten we dit openhouden voor de toekomst en laten we ondertussen in goed vertrouwen met elkaar onderhandelen om te proberen een zo goed mogelijke relatie met het Verenigd Koninkrijk op te bouwen. Dan heeft van de zijlijn of vanaf de kansel dreigen geen enkele zin. We gaan dat gesprek aan en we gaan ervoor zorgen dat dit goed afloopt voor zowel de Europese Unie als het Verenigd Koninkrijk.
Uitdagingen die Mom zag. Waarom is men begonnen, waarom kwam Schuman met kolen en staal? Omdat dat in de tijd van toen de ingrediënten waren van een oorlogsindustrie. Als je van elkaar precies wist hoeveel kolen je opgroef en hoeveel staal je maakte - die kolen had je nodig voor de staal - dan kon je niet meer zonder het te weten in een bewapeningswedloop komen. Want je wist precies wat de ingrediënten waren. Dat is de fundamentele gedachte achter de Gemeenschap van Kolen en Staal. Het aangaan van een losse verbinding die afhankelijk maakt van de ander. Ironisch genoeg, in de Green Deal spreken we nu weer over kolen en staal. In de eerste plaats omdat we ons moeten ontdoen van kolen, omdat kolen een bedreiging vormen voor ons klimaat. En in de tweede plaats omdat we graag een toekomstige staalindustrie in Europa willen houden, maar dat kan niet meer als dat staal geproduceerd wordt op basis van dezelfde kolen en andere niet houdbare energie van vroeger. Dus weer kolen en staal; wat een ironie na zoveel jaar.
De Green Deal is een antwoord op een fundamentele uitdaging. De aarde raakt aan de grenzen van wat ze kan dragen. Als wij zo doorgaan zoals we nu leven en we gaan ervan uit dat andere delen van de wereld die nog lang niet zo ver zijn, ook het recht hebben om te leven zoals wij, dan hebben we drie planeten nodig om aan die vraag te voldoen.
Als we voor 10 miljard mensen de wereld zo willen organiseren dat er voor iedereen ruimte is en de aarde dat kan dragen, zullen we onze op koolstof gebaseerde economie fundamenteel moeten aanpassen aan die vereisten. En dan zullen we ook andere delen van de wereld die nog een hele ontwikkeling hebben door te maken moeten helpen dat met hink-stap-sprongen te doen, zodat ze de fouten die wij gemaakt hebben niet herhalen. Dat is een fundamentele uitdaging die wij hebben geprobeerd op papier te zetten. Hoe kunnen we in 2050 van Europa een klimaatneutraal continent maken?
Daar hebben wij een soort spoorboekje voor opgesteld. Geen blauwdruk, maar een spoorboekje waarin we aangeven: dit zou moeten gebeuren in de verschillende terreinen van onze economie om ons daarop voor te bereiden en stapsgewijs daar te komen.
Gaat dit alleen om klimaat? Nee, dit gaat niet alleen om klimaat. Ik zie in essentie een combinatie van drie uitdagingen waar Europa voor staat. Het eerste is hoe passen we onze levensstijl zo aan dat de planeet in evenwicht is met de mensheid.
Mijn kinderen zeggen vaak we moeten de planeet redden. Maar daar gaat het niet om, die planeet kan zichzelf wel redden. En als wij te lastig zijn, zal de planeet zich van ons ontdoen. Het gaat erom de mensheid te redden, de samenleving te redden, en om conflicten te voorkomen. Het eerste element is de klimaatcrisis.
Het tweede element dat zich nu aandoet is de vierde industriële revolutie. Die is ingrijpender dan iedere andere industriële revolutie daarvoor. Want die gaat sneller dan ooit tevoren. Geen enkel levend wezen op deze planeet ontkomt eraan en hij gebeurt overal min of meer gelijktijdig. Dat hebben we in de menselijke geschiedenis nog niet eerder meegemaakt.
En dan komt er voor Europa een derde grote uitdaging bij, dat is de demografische ontwikkeling. Toen Mom geboren is, was de Europese bevolking ongeveer 23 procent van de wereldbevolking, de Afrikaanse bevolking ongeveer 5 procent. Ik denk binnen nu en tien tot vijftien jaar is het precies omgekeerd. Dan is Europa nog vijf procent van de wereldbevolking en gaat de Afrikaanse bevolking door de 20 procent heen en zal blijven stijgen. Allemaal jonge mensen die allemaal net zo willen leven als onze kinderen willen leven. Die allemaal ook een deel willen van deze wereld en Europa zal - als wij onze levens op basis van onze waarden willen waarborgen - zich daaraan moeten aanpassen. En wij kunnen dat ook, wij kunnen dat ook!
De combinatie van die drie uitdagingen is de basis waarop deze Commissie zal opereren de komende jaren, ons daarop voor te bereiden. Waarom in de komende jaren? Als wij in 2050 klimaatneutraal willen zijn en onze economie dan ook circulair en op een andere manier daarop hebben ingericht, dan hebben we minstens twee investeringscycli nodig, met volgens onze berekening minstens 260 miljard euro per jaar aan investeringen in die richting. Dat zijn twee generaties die we nodig hebben en dat is precies die dertig jaar tussen nu en 2050. Maar dat betekent wel dat we nu moeten beginnen met daarvoor de noodzakelijke wetgeving voor te bereiden.
En het is zo waar wat Mom altijd zei, wij zijn uiteindelijk bij de Europese Commissie loodgieters. Loodgieters die met instrumenten werken, die dan door de lidstaten en de burgers kunnen worden toegepast. Wij zijn niet degenen die in ons eentje bepalen wat er gebeurt. Wij zijn dienend aan de lidstaten en aan de andere instellingen. En met de voorstellen die we doen, kunnen wij wellicht de lidstaten en instellingen ervan overtuigen dat pad en die kant op te gaan. Meer kunnen wij als Europese Commissie niet doen. Maar het is al meer dan genoeg, zou ik willen zeggen. En ik denk dat we dat in de komende jaren echt op de rit kunnen brengen.
Wat mij daarbij zeer inspireert, dat is dat ik gemerkt heb dat als je het over de Green Deal hebt of over deze veranderingen, voor het eerst sinds ik mij kan herinneren niemand, de ‘ja maar-vraag’ stelt. Ja maar, moet Europa dat wel doen? Die discussie wordt eigenlijk niet gevoerd, omdat men weet dat de klimaatcrisis niet aan grenzen stopt. Men weet ook dat in deze wereld Europa onderlinge samenhang zou moeten tonen om een gezicht te hebben en om een positie te hebben ten opzichte van andere wereldspelers. Dat kunnen we individueel niet meer. Uiteindelijk hebben we nog maar twee soorten lidstaten: kleine lidstaten en lidstaten die dat nog niet weten.
Als men mij vraagt: ‘Kunnen we dat wel redden in dertig jaar, dat is toch wel ontzettend veel? Dan daag ik mensen altijd uit en zeg probeer ook eens dertig jaar terug te kijken waar we toen stonden. Aan het einde van de Koude Oorlog met een diep, diep verdeeld Europa met uitzichtloosheid. Als men mij dertig jaar geleden gevraagd zou hebben, denk je dat in 2004 tien lidstaten, waaronder acht Centraal- en Oost-Europese landen lid kunnen worden van de Europese Unie, had ik mensen voor gek verklaard. Maar we hebben het wel gepresteerd.
Ik heb mijn kinderen nog niet zo lang geleden meegenomen op een reis naar de Baltische landen, omdat ik vond dat ze het wonder moesten zien. Ik was als jong diplomaat daar ook actief. Dat was in de tijd dat het nog Sovjet-Unie was en in een overgangstijd. En om de Sovjets niet tegen het hoofd te stoten mochten ambassadeurs daar niet naartoe. En dat was natuurlijk geweldig voor jonge diplomaten, want dan moesten wij daar naartoe. Ik heb gezien hoe het toen was en ik zie hoe het nu is. Ik wilde het mijn kinderen laten zien, dat wonder. En ze gingen met mij mee. Wij vlogen naar Tallinn en huurden een auto en we reden een paar dagen rond Tallinn, daarna reden we naar Riga en toen naar Vilnius, overal gekeken. En ik was een beetje teleurgesteld. Want mijn kinderen hadden zoiets van ja… Ik zei, kijk dezelfde muziek, ja… Hetzelfde bier als bij ons, tuurlijk…
Dat is het wonder en de achilleshiel van Europa. Het wonder dat er nu geen verschil meer is, terwijl het toen voor mij een andere planeet was dertig jaar geleden. En de achilleshiel, omdat we teveel dingen vanzelfsprekend gaan vinden die het niet zijn.
En dan kijk ik ook naar de wijdere internationale verhoudingen en Jaap [De Hoop Scheffer] zei er al wat over. Ik vind het enorm uitdagend dat onze belangrijkste strategische partner - en dat blijft zo - de Verenigde Staten onder leiding van deze president alle verhoudingen eigenlijk herinterpreteert als transactioneel. Het is zijn keuze, maar ik vind het niet verstandig gelet op de veranderende demografische en economische verhoudingen in de wereld. Niet alleen Europa wordt relatief kleiner, ook de Verenigde Staten.
Wat is onze aantrekkelijkheid? Is het de macht die ons in staat stelt transacties te doen? Of is het de kracht van onze samenleving die door iedereen nog steeds als een voorbeeld wordt gezien, of ze het nu zeggen of niet. Als je iedere verhouding reduceert tot een transactionele, dan zijn je waarden en waar je samenleving voor staat kennelijk geen onderdeel meer van je internationale uitstraling en internationale positie. Dat zou een enorm verlies zijn, want heel veel van de kracht van Europa is gebaseerd op de uitstraling die wij hebben als een samenleving waar individuele rechten nog altijd beschermd worden. Waar iedereen de kans krijgt zich te ontplooien. Waar de verschillen tussen arm en rijk relatief wereldwijd gezien het kleinst zijn. Waar ook de cultuur een grote plaats in heeft, laten we die in hemelsnaam niet over het hoofd zien.
Dus de kracht van Europa.
Wij onderschatten de intrinsieke kracht van deze samenleving in al zijn diversiteit. En het nefaste van het nationalisme is dat we alleen nog maar de diversiteit zien en niet de gemeenschappelijkheid. Daarom is het een kracht die ons niet verder zal helpen. Ik ben dit echt van oordeel en heb de illusie dat Mom dit met mij zou delen, dat we ons enorm tekort doen als we dingen terugbrengen tot de transactionele relaties. En dat we een verplichting hebben tegenover zijn generatie, maar ook tegenover de generaties na ons om de samenleving op basis van waarden te blijven definiëren en ook de internationale relaties op basis van waarden te blijven voeren. Maar dan moeten we ook ons eigen huis op orde brengen.
Dat brengt mij tot het volgende punt. Ik vermeldde al kort het feit dat we in een industriële revolutie zitten. Een kenmerk van de industriële revolutie is dat niet alleen de economische verhoudingen veranderen en soms echt op hun kop worden gezet, maar dat een industriële revolutie een uitdaging is voor alle instituties die een samenleving schragen. Alles komt ter discussie te staan. Alles, en de vraag is dan kunnen instituties zich aanpassen aan die nieuwe situatie? Dan hebben ze een toekomst. Kunnen ze dat niet, dan zullen ze hoe dan ook worden vervangen door andere instituties. En dat kan gaan met gedoe tot en met geweld. Of dat kan op een soepele, rustige manier verlopen.
Ik vind het onvoorspelbaar hoe dat gaat. Ik ben iemand die gelooft in de noodzaak om bestaande instituties te hervormen en voor te bereiden op veranderende verhoudingen in de samenleving.
Want als industriële revoluties niet gestuurd worden, niet door een collectief georganiseerde governance geregeld worden, hebben ze de neiging voor een kleine groep heel veel succes te maken. Een kleine groep heel rijk te maken en een hele grote groep achter te laten. Daar zijn zat voorbeelden van in de geschiedenis en in onze complexe samenleving kunnen we veranderingsprocessen alleen maar democratisch legitimeren als de grootst mogelijke meerderheid in de samenleving ziet dat het in haar belang is om deze transformatie te maken.
Als het idee is dat er velen een veer moeten laten en enkelen er zeer aan zullen verdienen, zullen velen hun hakken in het zand zetten. Ik denk dat dat de ervaring is die ook in Nederland is opgedaan toen na het Klimaatakkoord hapsnap wat dingen bekend werden en met name de energierekening bekend werd en de reactie van de samenleving daartegen omdat men het complex nog niet kon overzien. Voor mij een belangrijke les geweest. Als mensen het gevoel krijgen dat ze een rekening gepresenteerd krijgen zonder dat ze het idee hebben dat zij ook deel uitmaken van die betere toekomst, dan zullen ze die rekening niet willen betalen. Letterlijk en figuurlijk. En voor deze uitdaging staat de democratische samenleving.
En uiteraard worden hier nu alternatieven op gepresenteerd. Het alternatief dat mij het meeste zorgen baart, bestaat uit twee componenten Ik wil het wel ter ere van Mom duidelijk benoemen vandaag. De eerste component is een herdefiniëring van democratie, democratie als winner takes all. Democratie als: ‘als ik de verkiezingen win dan bepaal ik ook wat er gebeurt in de samenleving’. En wat betreft een rechter die het niet met mij eens is; ik heb de verkiezingen gewonnen dus die rechter die heeft zich maar te houden aan wat ik vind. En als die rechter dat niet wil, dan moet hij worden vervangen of gestraft. Als ik de verkiezingen heb gewonnen, dan moet die journalist wel opschrijven wat ik vind, want ik heb de verkiezingen gewonnen, dus dat is de wil van het volk. Dus als een journalist dat niet doet, dan is er een probleem mee.
De logica is niet nieuw, er zijn wel vaker hele grote ongelukken in de Europese geschiedenis gebeurd doordat men zei: ‘Democratie, democratie, democratie’. Maar de logica dient wel te worden bestreden. Dit is één ding dat Europa heeft geleerd uit zijn eigen geschiedenis: Dat niemand, niemand kan zeggen boven de wet te staan met welke redenering dan ook, ook niet de democratische redenering.
Met democratische meerderheden kan men de wet wijzigen. Tenzij men buiten de oevers gaat van wat algemeen wordt gezien als de onafhankelijkheid van de rechtelijke macht, de scheiding der machten, de democratische vrijheden, individuele vrijheden. En juist dat staat nu ter discussie.
Ik denk dat er toch in onze samenleving behoefte is aan debat en aan discussie over wat is nu democratie en wat is een democratische samenleving? En hoe zorgen we ervoor dat die steunpilaren van die democratische samenleving niet worden ondermijnd met een beroep op ‘de elite beheerst de pers’, ‘de elite beheerst de rechters’ en ‘de elite dient te worden bestreden’ en ‘het wordt tijd dat ze doen wat wij willen’.
En dit fenomeen zien we in de hele westerse samenleving en ik vind dat fenomeen behoorlijk bedreigend. Maar nog een keer, ik ben optimistisch. Met de juiste aanpak kunnen we dat zeker het hoofd bieden. Op die aanpak kom ik nadat ik mijn tweede onderwerp heb aangesneden, de tweede zorgelijke ontwikkeling waar ik aandacht voor vraag die gelieerd is aan dat denken van de meerderheid bepaalt alles. Dat is het verlies van het begrip dat de democratische samenleving - zeker een pluriforme, democratische samenleving - alleen kan bloeien op het moment dat de meerderheid bereid is respect voor de positie en de rechten van de minderheid te erkennen.
Ook als dat soms een offer vergt van die meerderheid. Niet alleen omdat de minderheid van vandaag de meerderheid van morgen kan zijn en er dan een strafexpeditie kan komen, waarmee je de democratie ondermijnt. Maar ook omdat in een pluriforme samenleving sommige groepen nooit de meerderheid zullen zijn, maar wel een plek verdienen in die samenleving omdat ze burgers ervan zijn en dus individuele rechten hebben. En dan is de meest gevaarlijke theorie die veel harder bestreden zou moeten worden, die theorie van de zogenaamde ‘omvolking’. Dan breng je iets in de samenleving waar uiteindelijk de redenering zal zijn, het zijn zij of wij. Het gaat om ons overleven of hun overleven. En dan creëer je een tegenstelling in de samenleving die op z'n minst de samenleving zal verlammen; op zijn ergst het recht zal betwisten van minderheden om aanwezig te zijn in de samenleving. Ik vind dat die combinatie van dat herdefiniëren van de democratie en deze ideologie iets is waartegen onze samenleving zich duidelijk moet wapenen.
Ik vind ook dat het niet bij woorden moet blijven, maar dat kan alleen gebeuren als wij in de stappen die we ondernemen bij de hervorming van onze samenleving - of het nu gaat om sociale zekerheid, om onderwijs, om internationale relaties, om de vorm van de economie - als we kunnen laten zien dat die omvorming gedaan wordt op een manier die rekening houdt met de grootst mogelijke meerderheid. Niet de helft plus één, maar de grootst mogelijke meerderheid. Niemand achterlaten zou het mantra moeten zijn van alle veranderingen die we nu in gang moeten zetten in de samenleving. Wij laten niemand achter.
En dan ben ik ervan overtuigd dat we met concrete maatregelen bij de hervorming van onze economie, bij het uitrollen van de Green Deal, bij het maken van afspraken met onze internationale partners, bij het investeren in onze veiligheid, bij het vinden van duurzame oplossingen voor het migratieprobleem, bij het aanpakken van de grote dreiging van het verlies aan biodiversiteit, dat we aan mensen kunnen laten zien: iedereen doet eraan mee en iedereen heeft een plek in die samenleving die komt.
Ik denk dat dit de belangrijkste is, maar dat is ook wel een groot verschil met de tijd van Mom van na de oorlog. Toen was vooruitgang vanzelfsprekend en stond niet ter discussie. Nu dreigt achteruitgang vanzelfsprekend te worden en dreigt ons te verlammen. En dus het weerspreken van de vanzelfsprekendheid van de achteruitgang zou nu een grote taak van de politiek moeten zijn door concreet te laten zien waar vooruitgang mogelijk is.
Ik ben optimistisch, dit kan. Het hele punt van de Green Deal is niet om te zeggen ‘en zo moet het - zo moet u alles precies doen’ maar om te laten zien dat er een mogelijkheid is via deze aanpak om in 2050 inderdaad klimaatneutraal te zijn en dan staat Europa er goed voor. Ik weet nog goed in een gesprek met Mom, dat hij aangaf Europa wordt altijd verweten die regels te maken die onze economie verzwakken ten opzichte van de concurrentie. Maar toen zei hij altijd, de praktijk laat echter zien - dat heeft Delors laten zien, hebben anderen laten zien - de praktijk laat zien dat als Europa normen stelt, ook als ze streng zijn, door de kracht van de markt en de grootte van de markt de rest van de wereld zich aan die normen gaat aanpassen.
Dat hebben we recent nog gezien met GDPR, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Van de AVG werd ook gezegd, Europa plaatst zich buiten de markt, buiten discussie. Dat kunnen we helemaal niet aan, de rest van de wereld zal ons wel wegconcurreren. Nu is het haast de standaardnorm voor de rest van de wereld aan het worden. En er werd ook gezegd burgers vinden dat heel vervelend, dan moet ze overal weer met cookies, op allerlei dingen ‘ja’ zeggen. Natuurlijk was het even vervelend, net zoals een voorjaarsschoonmaak vervelend kan zijn. Maar het heeft wel veel mensen met de neus op de feiten gedrukt, hoeveel van onze gegevens door anderen worden gebruikt en in de markt worden gezet.
Misschien zou ik willen eindigen door u erop te wijzen dat toen Mom bezig was onze economie op de tekentafel voor te bereiden voor een toekomst van onderlinge afhankelijkheid tussen Europeanen, we over het algemeen spraken over twee productiefactoren: arbeid en kapitaal. Vandaag de dag hebben we, zou ik willen zeggen, op z'n minst vier productiefactoren die we op dezelfde manier zullen moeten benaderen. Arbeid en kapitaal zijn productiefactoren gebleven, de relatie daartussen blijft heel belangrijk.
Maar de wereld heeft nu laten zien aan de grenzen te zijn gekomen van wat zij kan dragen. En dus is de ruimte die we kunnen innemen als individu en als samenleving, ook een productiefactor geworden waar een prijs op hoort te komen. En dat moeten fiscale systemen in de landen en in de wereld weergeven. Er moet een prijs op het belasten van milieu komen, zodat we ons gedrag gaan aanpassen en de prijs op arbeid moet omlaag. Dat is een tax shift die we allemaal zullen moeten maken.
En er is nog een productiefactor bijgekomen die nieuw is, en dat is data. Data is een productiefactor. Wie van u, wie van ons weet dat wij gratis hele waardevolle dingen over onszelf voortdurend weggeven. En dat bedrijven daar miljardenwinsten mee maken en niet eens belasting betalen. En heel veel mensen weten niet dat ze die data hebben gegeven. Het blijven uw data. Dat is een prestatie die data die u geeft waar iets tegenover mag staan. Dan zeggen Google en anderen ‘ja, maar de service die wij geven staat er tegenover’. Iedere keer als ik ze spreek, zeg ik: ‘En wanneer gaan jullie nou eens belasting betalen?’ Ik krijg nog steeds geen antwoord op, dus dat moet de overheid regelen.
Want misschien is dit wel de meest interessante conclusie van deze tijd, ik had het er vorige week met Gordon Brown over. Wij werden aangevallen - hij, ik en anderen - met ideeën als we zeiden de staat moet dingen regelen. De sociale zekerheid moet geregeld worden, het onderwijs moet versterkt worden, de gezondheidszorg moet versterkt worden. Linkse praat, onzin en niet meer van deze samenleving. Dezelfde dingen die wij toen zeiden worden nu gezegd door rechtse partijen. Ik vind het een interessante ontwikkeling.
Daar waar Mom weleens heeft gezegd ‘ik stond altijd in het midden en ik heb de samenleving mij van links naar rechts zien inhalen en nu sta ik links’, heb ik nu de indruk dat ik altijd redelijk links stond, maar ik zie rechts nu ook oversteken dus het begint een interessant spel te worden.
En gelukkig merk ik aan onze kinderen - en misschien dat kinderen, kleinkinderen van Mom dat ook meemaken - dat het idealisme er af spat. Wat mij ontzettend veel hoop geeft. Maar de ideologie is weg en misschien is dat niet eens zo slecht. Een samenleving gebaseerd op idealisme die ideologie niet nodig heeft, is te prefereren boven een samenleving die op basis van ideologie mensen uitsluit en niet tot harmonieuze verhoudingen leidt.
Dank je wel Mom, voor alles wat je hebt gedaan.