AIV-symposium 3 juni 2022 - Jaap de Hoop Scheffer
Simon Kuper, journalist bij de Financial Times, voor een periode op school gegaan in Nederland, had in een van zijn columns een advies voor mijn generatie. Mijn leeftijdgenoten zouden zich een belangrijk principe eigen moeten maken en dat luidde als volgt: “How to climb down gracefully before becoming an old bore”.
Het is derhalve met enige aarzeling dat ik aan het einde van deze mooie middag het woord neem. En ik hoor bij de borrel wel van u of ik mij naar bovenstaand uitgangspunt heb gedragen.
Maar nu ik hier toch sta, en mijn echtgenote Jeannine zich als een soort VAR, zoals we die in de sport kennen, in mijn gehoor bevindt en waar nodig mijn uitspraken kan corrigeren, geef ik graag een korte reflectie op enkele gebeurtenissen. Events, my dear boy, events, naar Harold McMillan. Geleerde lessen, maar ook vragen waarop geen eenvoudig antwoord bestaat, behalve dan in talkshows. Wat is voor mij op de zeef blijven liggen, waarover moet verder worden nagedacht? Een korte en dus verre van volledige selectie.
Onze eerste diplomatieke post was Ghana, hoofdstad Accra. Drie gebeurtenissen bleken later in mijn leven relevant. Eén: na veel gedoe en tegenwerking van de ambassadeur kreeg Jeannine toestemming van Den Haag om aan de slag te gaan als docente Frans op een grote boarding school. Het was een functie die ons een schat aan contacten in de Ghanese samenleving opleverde die de gemiddelde derde ambassadesecretaris anders nooit zou opdoen. En wij raakten bevriend met een nog jonge Kofi Annan. Later meer over hem.
En twee: Wij gingen enorm houden van Afrika. Maar als ik deze woorden uitspreek, realiseer ik mij dat wij tot op de dag van vandaag politiek worstelen met ons zo diverse buurcontinent. De mix van een koloniaal verleden en te frequent wisselende prioriteiten op het punt van ontwikkelingssamenwerking, klimaatverandering, demografie, migratie en mensenrechten. Ja, mensenrechten. Plastic zakken zijn verboden in Rwanda en je ziet er geen zwerfvuil, maar Paul Rusesabagina, de manager van Hotel des Mille Collines tijdens de genocide, zit voor vele jaren in de cel op grond van dubieuze aanklachten. Dit moeilijke politieke mengsel is voor Europa de afgelopen decennia in politieke zin nogal gecompliceerd gebleken.
Rusland en China hebben geen last van dit soort politieke worsteling. Wij gelukkig wel, zou ik zeggen. Niet voor niets hebben wij in de AIV intensieve en soms moeilijke discussies gevoerd over Afrika. Het continent verdient in al zijn diversiteit meer politieke aandacht en dat uiteraard in Europees verband. Hebben wij beleid voor de Sahel, de zuidgrens van de EU? Frankrijk dacht dat te hebben, maar werd in Mali ingeruild voor de Wagner groep. De VN-missie probeert er in dat land het beste van te maken. Voor nadere analyse verwijs ik u naar mijn opvolger Bert Koenders.
Ik maak deze opmerkingen overigens niet alleen uit liefde voor dit prachtige continent, maar ook omdat hier welbegrepen Europees eigenbelang in het geding is. En ik denk hier uiteraard ook aan een potentiële AIV-agenda die op deze wijze in meer politieke zin aandacht aan Afrika zou kunnen besteden.
Deze reflectie op mijn persoonlijke “Werdegang” brengt mij vervolgens via Srebrenica bij de eerdergenoemde Kofi Annan. Een vreemde kronkel, zult u mogelijk denken. Ik verklaar me nader.
Na onze eerste ontmoetingen in Ghana hebben wij altijd een vorm van contact onderhouden en in dat kader ontmoette ik hem niet zolang voor zijn overlijden in Genève. En zoals hij ook elders heeft laten optekenen, zei hij me dat hij het hoofdstuk ‘militaire interventie al dan niet met humanitaire motieven’ in zijn graf zou meenemen. En met zijn bekende onderkoelde en diplomatieke taalgebruik en zachte stem zei hij erbij: “en dat niet tot mijn vreugde. Ik ben op dit punt geen gelukkig mens”.
Nu is dit natuurlijk niet het moment om het drama Srebrenica uitgebreid te analyseren. Mijn opvattingen komen in grote lijnen overeen met die van mijn gewaardeerde voormalige vicevoorzitter van de AIV, Joris Voorhoeve. Maar mijn thema vanmiddag is wat ik heb geleerd. Voor mij bevat het dossier Srebrenica drie belangrijke lessen. De eerste is dat het “we moeten iets doen”, zonder dat ‘iets’ exact te omschrijven, anders gezegd het laten prevaleren van emotie boven ratio, leidt tot ongelukken.
De tweede les is dat het projecteren van harde militaire macht niet in ons Nederlandse DNA zit. Het kanon moest van het pantservoertuig en werd vervangen door een (lichtere) mitrailleur, want o jee, we zouden eens te robuust overkomen. Deze met verschrikkelijke gevolgen geleerde les hebben we ons ter harte genomen. Ik zeg dit met respect naar onze krijgsmacht voor het op uiterst competente wijze uitvoeren van een gevaarlijke en complexe missie in Afghanistan. Maar voorafgaand aan, en ook tijdens deze missie, hadden wij het op basis van genoemd DNA liever over wederopbouw dan over vechten, laat staan oorlog, een woord dat in Duitsland zelfs lange tijd taboe was.
De derde les die ik heb geleerd en die voortvloeit uit het dossier Srebrenica betreft de afstand die er zeker in crisissituaties behoort te bestaan tussen regering en parlement: het verhaal van macht en tegenmacht. Wij bewaarden als Tweede Kamer, ik was in die tijd woordvoerder van het CDA, die afstand niet of onvoldoende. Dat maakte onze controlerende taak later zeer complex. We hadden er eenvoudig te dicht op gezeten. Defensie had ons met de beste bedoelingen nauw betrokken via regelmatige briefings. Een voor Kamer en kabinet lastige situatie.
De Kamer zou deze fout overigens veel later wederom maken bij de uitzending van de politiemissie naar Afghanistan, toen de parlementaire schroevendraaier tot in Kunduz moest reiken. Niet voor herhaling vatbaar.
Terug naar Kofi Annan en interventie. Rwanda ’94, we keken de andere kant op. Lees het huiveringwekkende boek van de Canadese VN-generaal Romeo Dallaire, getiteld: Shake hands with the devil. Als je dat hebt gelezen, wil je er even niet bij horen. En dat bedoelde Kofi Annan.
De Balkan, 90’er jaren, een halfslachtige periode van interventie, gevolgd door NAVO en Dayton. Kosovo in 1999, geen VN-mandaat, wel door de meeste analisten en volkenrechtdeskundigen achteraf gelegitimeerd. Een opmerking terzijde: Als ik als SG van de NAVO Belgrado bezocht, maakte mijn auto altijd een omweg van het vliegveld naar de stad langs de skeletten van de gebouwen die indertijd door NAVO-kruisraketten werden getroffen.
Afghanistan na 9/11 vereist nog veel nadere studie en evaluatie. Mijn les als SG NAVO: het bleek politiek en organisatorisch lastig om een coalitie van vijftig landen die alle door een rietje naar Afghanistan keken, namelijk alleen naar hun eigen provincie, bij elkaar te houden. En dat in een situatie waar de opvattingen over het precieze mandaat van de missie niet altijd overeenkwamen en het politieke primaat onder druk kwam te staan door veel nadruk op de militaire kant van de operatie.
Het liep niet goed af. Te vroeg afhaken door Nederland, wegens binnenlands coalitie-gedoe. En meer recent een chaotisch einde aan de missie door de Verenigde Staten en dus door allen. Wat is hier de les?
Democratieën zijn in politieke zin snel achter adem, want altijd op weg naar de volgende verkiezingen. Het buitenland wordt dan ondergeschikt aan het binnenland en dat maakte ook in Nederland een einde aan een operatie die meer tijd vergde, niet alleen in militaire zin overigens.
Een kleine zijstap: ik ben van mening dat we na deze jarenlange aanwezigheid in Afghanistan bevroren gelden moeten ontdooien. Dit ondanks het afschuwelijke Taliban-regime. Ja, dat betekent heel vuile handen maken. Maar als ik dat afzet tegen massale sterfte door hongersnood in een samenleving die we zo lang hebben trachten te beschermen, maak ik deze keuze.
Irak 2003, Ingewikkeld. Ik was toen en ben nu nog steeds van mening dat er een volkenrechtelijk mandaat aanwezig was. Ik realiseer me: dat is een minderheidsopvatting. Ik blijf het derhalve, niet alleen in dit opzicht overigens, oneens met de Commissie Davids. Maar ik noem Irak bewust omdat ook hier meer aan de orde was in het kader van mijn ‘lessons learned’.
Hier markeer ik de verantwoordelijkheid van de bestuurder, de minister, in mijn geval, die een keuze moet maken. Die niet neutraal kan zijn. Die niet kan zeggen: ik heb geen of nog geen mening.
De duider die ik nu ben, in deze fase van mijn leven, heeft de luxe van het enerzijds-anderzijds. In het complexe en omstreden Irak-dossier in 2003 ging het uiteindelijk, ontdaan van alle franje, om een strikt binaire politieke keuze: De VS en het VK plus een aanzienlijk aantal Europese partners volgen dan wel Frankrijk en Duitsland met andere Europese landen verenigd in een coalitie met China en Rusland. Het
kabinet Balkenende maakte die keuze, gesteund door een parlementaire meerderheid, en ik sta daar, ook met de kennis van nu, nog altijd achter. Dat de Amerikanen er uiteindelijk, ondiplomatiek gezegd, een bende van maakten doet daar niets aan af.
Dit alles zat onze vriend Kofi dwars, veel zit mij ook wel meer dan een beetje dwars. Maar het opschrijven en delen van ervaringen helpt bij het scherpen van de geest.
Geleerde lessen is mijn thema, hoog tijd om deze ter afsluiting van acht jaar AIV de revue te laten passeren. Overbodig te zeggen dat ik met het grootste plezier de functie van voorzitter heb vervuld. Toen ik aantrad stond het adviesstelsel onder grote druk. Toenmalige bewindslieden vonden het op zijn minst hinderlijk dat zij wettelijk verplicht waren op adviezen te reageren en het stelsel was te duur. “We kunnen net zo goed zonder”, klonk het acht jaar geleden.
Bij het afscheid van mijn gewaardeerde voorganger Frits Korthals Altes sprak Herman Tjeenk Willink de wijze woorden: “zonder tegenspraak geen samenspraak”. En zo geschiedde. Het adviesstelsel bleef overeind en staat er anno 2022 goed voor. We hebben vanmiddag naar Corien Prins geluisterd, in kloostertermen toch een beetje de moeder-overste van de adviesraden. Corien zorgt met de WRR voor de noodzakelijke kruisbestuiving tussen de raden. De AIV zelf heeft bij enkele adviestrajecten nauw samengewerkt met de CAVV, de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken.
Nu zult u van mij niet anders verwachten dan een lofzang op de kwaliteit van de adviezen van de AIV. En daar is uiteraard alle reden voor. Maar ik blijf tot slot toch nog een moment trouw aan mijn thema van de geleerde lessen, met onderwerpen die voor de AIV op de zeef zijn blijven liggen.
Het adviesstelsel is niet ontwikkeld om, wat ik zou willen noemen, ‘politieke landingsbanen’ voor bewindslieden te organiseren. Wij brachten een goed, helder en zeer actueel COVID-advies uit. Mij is indertijd in de aanloop naar dat advies echter niet ontgaan dat rooksignalen werden afgegeven dat het behulpzaam zou kunnen zijn indien de AIV om meer financiële middelen zou vragen. Wij vroegen om extra geld omdat wij dat zélf zeer noodzakelijk vonden en hadden die rooksignalen niet nodig.
Een tweede voorbeeld in dezelfde sfeer: Wij hebben na intensieve discussies uiteindelijk een pleidooi gehouden om de Nederlandse nucleaire NAVO-taak ook met de F35 te continueren. Nu in een ander daglicht, gezien de oorlog in Oekraïne. Maar ook in dat traject ontbrak het niet geheel aan sturing op een gewenste politieke uitkomst. En dat hoort niet zo, vriendelijk gezegd.
Derde en laatste les. De AIV is geen onderzoeksinstantie en kan derhalve niet dienen als substituut voor parlementair of ander onafhankelijk onderzoek. Voor de niet geheel ingewijden: de Tweede Kamer heeft nijvere pogingen ondernomen om de AIV te vragen onderzoek te doen naar het politiek omstreden dossier ‘Niet letale steun aan Syrische strijdgroepen’.
Wij hebben die poging krachtig afgewezen met als argument dat wij daartoe niet zijn uitgerust, maar belangrijker, dat de AIV zich hiermee in partijpolitiek vaarwater zou begeven. Dat laatste dient wat mij betreft te allen tijde te worden voorkomen. Ik prijs mij gelukkig dat in de acht jaar dat ik voorzitter van de AIV heb mogen zijn, er geen moment is geweest dat de partijpolitiek een rol heeft gespeeld.
Geachte toehoorders, beste vrienden,
Over de zeef gesproken: Bij de voorbereiding van mijn praatje heb ik er niet voor gekozen u mijn al dan niet doorwrochte analyse van de grote geopolitieke vraagstukken voor te schotelen. Dat laat ik graag aan Bert Koenders en mijn voormalige collegae in de AIV over. Maar het spreekt voor zich dat veel denkwerk nodig is om antwoord te geven op de voor mij belangrijkste vraag. Die is hoe Europa, of beter gezegd de Europese Unie, zich gaat positioneren in een wereld die voor velen van ons, in ieder geval voor mij, nog altijd wat onwennig aanvoelt. Een wereld met twee supermachten waarin wij niet langer de dienst uitmaken. Voorwaar een grote mentale en politieke opdracht.